In het nieuwe pensioenstelsel worden de pensioenen hoger

Zeggen ze…

Maar klopt dat wel?

Factcheck!

Eén van de doelen van het nieuwe pensioenstelsel, is om de pensioenen directer mee te laten bewegen met de economische ontwikkelingen. Die wens ontstond toen het jarenlang prima met de economie ging maar de pensioenen toch niet mee konden stijgen. Sterker nog, sommige pensioenfondsen moesten hun pensioenen verlagen. Dat komt door de combinatie van het streven naar garanties en de veel besproken “rekenrente”.

Als we de afgelopen jaren al een pensioenstelsel gehad zouden hebben zonder rekenrente, dat meebewoog met die goed draaiende economie, dan zouden de pensioenen die bij pensioenfondsen zijn ondergebracht nu hoger zijn geweest. (Maar als het veel slechter was gegaan ook lager.)

Voorstanders van het nieuwe pensioenstelsel beweren regelmatig dat in het nieuwe pensioenstelsel de pensioenen die zijn ondergebracht bij pensioenfondsen hoger worden. Maar is dat wel het hele verhaal en klopt het wel wat ze zeggen?

Dat bespreken we hier voor de pensioenen die zijn ondergebracht bij pensioenfondsen.

Het gemiddelde zegt weinig over het individu

Om de vraag of de pensioenen in het nieuwe pensioenstelsel hoger worden te kunnen beantwoorden, moeten we eerst goed het verschil tussen het gemiddelde en het individu onderscheiden.

De woorden: “de pensioenen” in de bewering : “in het nieuwe pensioenstelsel worden de pensioenen hoger”, kun je op twee manieren lezen. Je kunt het lezen als: elk pensioen van iedereen zal stijgen. Maar je kunt het ook lezen als: het gemiddelde pensioen zal stijgen.

Het gemiddelde zegt weinig concreets over het pensioen van bijvoorbeeld meneer en mevrouw de Vries uit Arnhem. Hoe het nieuwe pensioenstelsel voor hen uitpakt hangt af van verschillende persoonlijke omstandigheden en van het specifieke beleid van het pensioenfonds waar ze pensioen opbouwen.

Het pensioenfonds moet namelijk keuzes gaan maken die de uiteindelijke hoogte van het pensioen bepalen. Ook de bestaande financiële situatie van het pensioenfonds (de ‘dekkingsgraad’) is hierbij belangrijk.

Verder is het ook belangrijk om te weten over welke periode we het precies hebben? Praten we over alleen de eerste uitkering op het moment van de overgang, of hebben we het over het totale pensioen van alle pensioenuitkeringen gedurende de totale duur van de pensioenuitkering?

Rendement en risico: “there’s no such thing as a free lunch”

Over de hoogte van pensioen kan heel ingewikkeld worden gedaan. Maar wij bekijken het liever zo simpel mogelijk. De hoogte van het pensioen wordt maar door drie dingen bepaald: Pensioen is de premies (inleg) plus het rendement daarover, minus de kosten.

De twee belangrijkste componenten hierbij zijn de premies en het behaalde rendement, waarbij het rendement in veel gevallen zelfs de meest bepalende factor is.

Een goed rendement is dus een belangrijke factor die voor hogere pensioenen zorgt. Maar een hoger beleggingsrendement gaat in hand in hand met een groter risico. Ze vormen als het ware elkaars spiegelbeeld. Als het verwachte pensioen voor iedereen omhoog gaat, dan betekent dit automatisch een toename van het risico. “There’s no such thing as a free lunch”.

Waar komt de bewering dat de pensioenen gaan stijgen vandaan?

Volgens De Nederlandsche Bank (DNB) leidt het nieuwe pensioen zelfs in slechte economische omstandigheden in veel gevallen tot een beter resultaat dan in het huidige systeem.

Ze rekende uit of de pensioenen die zijn ondergebracht bij pensioenfondsen onder het nieuwe stelsel zouden stijgen of dalen. Het lastige is, dat ze moest rekenen met gegevens uit de toekomst. Maar uiteraard kennen we die toekomst nog niet. Het enige dat je dan kunt doen is “wat nou als” scenario’s doorrekenen. Dat hebben ze gedaan.

DNB rekende 10.000 combinaties door met onder meer verschillende rentestanden, beleggingsrendementen en inflatiecijfers. Bovendien is uitgegaan van een fictieve (gemiddelde) situatie bij een pensioenfonds qua deelnemers en dekkingsgraad. De uitkomst van deze berekeningen was dat het nieuwe pensioenstelsel voor bijna iedereen voordeliger zou uitvallen, behalve in hele slechte scenario’s en voor heel oude gepensioneerden.

Maar de tegenstanders vonden dat er met te gunstige rendementen en inflatiecijfers was gerekend. Het maximum voor de inflatie was bijvoorbeeld 6%. Daarom werden de berekeningen in december 2022 nog eens overgedaan. Nu nam DNB scenario’s mee met inflatiepercentages tot 18%.

Dat liet nog altijd, ook in de situaties met een slechte samenloop van economische omstandigheden, hogere pensioenen zien bij invoer van het nieuwe stelsel dan bij vasthouden aan het bestaande. Sterker nog, doordat de dekkingsgraden van pensioenfondsen ondertussen waren gestegen kwamen er zelfs hogere pensioenen uit dan bij de oorspronkelijke 10.000 berekeningen.

Er werd berekend dat zonder verdere maatregelen (daarover hieronder meer) de pensioenen voor 25-jarigen zo’n 45% hoger, en voor 45 jarigen zo’n 20% hoger uitvallen als je alle uitkomsten van alle scenario’s met elkaar verrekent. Alleen voor bepaalde groepen die al jaren gepensioneerd zijn, zal het pensioen licht dalen.

Niet alleen DNB maar ook verschillende grote pensioenfondsen, samen goed voor honderden miljarden aan pensioengeld, maakten hun sommen. Ze schreven in een brief aan de Tweede Kamer dat ook zij tot de conclusie kwamen dat het nieuwe pensioenstelsel voor het totaal en voor veruit de meeste mensen voor een hoger pensioen zorgt.

Bedenk hierbij wel goed dat dit modelmatige, theoretische uitkomsten zijn. De uitkomsten hangen af van wat er aan de voorkant aan aannames wordt ingestopt. En – niet onbelangrijk – een hoger verwacht pensioen gaat ook gepaard met een hoger risico. Dit is inherent aan het nieuwe stelsel, er is dus geen absolute zekerheid.

Waar komt dat hogere pensioen vandaan?

Die hogere verwachte pensioenen komen voor een belangrijk deel door het afschaffen van de verplichte reserves. De vereenvoudigde uitleg:

In het bestaande pensioenstelsel doen pensioenfondsen hun best om de beloofde pensioenen levenslang uit te keren. Hoe slecht het ook gaat met de economie, hoe hoog de inflatie ook is en hoe laag de rente ook is. Daarvoor zijn dan wel stevige reserves voor nodig, op dit moment gaat dat grofweg om zo’n 250 miljard aan vermogen wat vastzit in reserves.

In het nieuwe pensioenstelsel is dat streven naar het uitkeren van de beloofde pensioenen er niet meer. Er zijn dus ook geen verplichte hoge reserves meer nodig. Die hoge reserves komen in het nieuwe stelsel beschikbaar voor de deelnemers in het persoonlijke pensioenvermogen. En daar kan dan ook weer rendement over behaald worden.

In goede jaren betekent dit dat de pensioenen hoger worden in vergelijking met nu, maar in slechte jaren kan dit ook betekenen dat het eerder daalt. Zonder reserves is hun dempende werking er namelijk ook niet meer. Dit is die toename van het risico, waar we het eerder in dit artikel al over hadden.

Maar pensioenfondsen kunnen, of zelfs moeten, ook straks nog buffers aanhouden. Deze zijn dan alleen niet meer zo hoog als nu. Het aanhouden van deze buffers zorgt er voor dat in periodes van slechte economische omstandigheden, verlagingen van pensioenen worden voorkomen. Daarmee worden de uitkeringen wat stabieler, maar de kans op schommelingen wordt wel groter dan nu het geval is.

De sociale partners zijn verantwoordelijk voor een evenwichtige transitie

De effecten van de vrijkomende reserves zijn niet voor elk fonds en elke leeftijdscategorie en elke groep met een bepaalde hoeveelheid dienstjaren gelijk. Sommige groepen kunnen er in bepaalde omstandigheden zelfs op achteruit gaan.

Daarom moeten de sociale partners een plan maken, om een zo evenwichtig mogelijke transitie naar het nieuwe stelsel te realiseren. De manier waarop ze die evenwichtigheid realiseren, heeft ook weer invloed op de hoogte van het pensioen van verschillende groepen.

De sociale partners gaan daarbij over de inhoud van de pensioenregeling en de pensioenfondsen over de verantwoorde uitvoering daarvan. De werkgevers zijn verantwoordelijk voor het zogeheten ”Transitieplan”. Daarin leggen de sociale partners uit hoe de nieuwe regeling er precies uitziet, wat de gevolgen hiervan zijn en waarom zij vinden dat de transitie voor hun situatie als geheel evenwichtig is. Uit dit plan moet ook blijken dat er geen groepen onevenredig veel op voor of achter uit gaan ten opzichte van andere groepen.

Het pensioenfonds beoordeelt het transitieplan vanuit haar eigen perspectief en moet vaststellen of de transitie in z’n geheel voor iedereen evenwichtig is. Hieruit blijkt al wel dat sociale partners én pensioenfonds beide een belangrijke rol spelen bij de eerlijke, evenwichtige overgang naar het nieuwe stelsel.

Factcheck: “In het nieuwe pensioenstelsel worden de pensioenen hoger”

Klopt dat ?

DNB en enkele grote pensioenen rekenden uit dat in de meeste economische scenario’s, het nieuwe pensioenstelsel gemiddeld een hoger pensioen oplevert. Ze hebben ook modelmatig vastgesteld dat het pensioen van nagenoeg iedereen hoger wordt. Zelfs als je alleen kijkt naar de slechtste combinaties van economische factoren. Alleen in uitzonderlijke situaties is dat in hun berekeningen niet het geval.

Op dit moment is er geen aanleiding om een lange periode met een uitzonderlijk slechte economie te verwachten. Maar dat wil dit zeker niet(!) zeggen dat het onmogelijk is dat die periode er toch nog eens komt. Overigens, bij een lange periode van uitzonderlijk slechte economische omstandigheden is het maar zeer de vraag of in het bestaande pensioenstelsel de pensioenen op peil zouden blijven.

Een gemiddeld hoger pensioen wil niet zeggen dat er geen groepen of individuen zijn die er op achteruit kunnen gaan. Wie dat zijn is niet in zijn algemeenheid te zeggen, maar kan na invoering van het nieuwe pensioenstelsel wel per individu worden uitgerekend. De sociale partners en de pensioenfondsen bepalen gezamenlijk of, hoe en hoeveel mensen die er op achteruit gaan, gecompenseerd worden. Uiteindelijk zijn zij samen verantwoordelijk voor een eerlijke en evenwichtige transitie.

Daarnaast weten we ook niet hoeveel geld de pensioenfondsen in het nieuwe stelsel in buffers gaan houden. Als dat grote bedragen worden, ontstaan dezelfde kosten als die er in het bestaande stelsel zijn voor het streven naar garanties. Dan vallen de voordelen misschien wat tegen. Het effect van het nieuwe pensioenstelsel hangt daardoor ook sterk af van de specifieke situatie van het pensioenfonds en het gevolgde beleid.

Een hoger verwacht pensioen betekent bij een gelijkblijvende inleg (en kosten) automatisch een hoger risico. Alleen bij de start van het nieuwe stelsel in combinatie met een hoge dekkingsgraad van het pensioenfonds, kun je met redelijke mate van zekerheid zeggen dat de eerste uitkering na de transitie hoger zal zijn. Hoe het zich daarna ontwikkelt, blijft koffiedik kijken.

Conclusie:

De uitspraak: “in het nieuwe pensioenstelsel worden de pensioenen hoger” vinden we:

Waarschijnlijk waar (maar we weten niet hoe waarschijnlijk)

We kunnen wel zeggen dat zelfs in “normaal” slechte omstandigheden het nieuwe pensioenstelsel voor de meeste mensen die hun pensioen bij een pensioenfonds hebben, een hoger pensioen oplevert. Dat laten de berekeningen van DNB en pensioenfondsen wel zien.

Maar de daadwerkelijke uitkomst van het nieuwe pensioenstelsel hangt af van verschillende economische cijfers die in de toekomst liggen en de beslissingen van sociale partners en pensioenfondsen over premie, buffers en herverdeling van voor- en nadelen. Een harde uitspraak is daarom niet te doen. De toekomst zal uitwijzen hoe het daadwerkelijk uitpakt.

Jeroen Tuijp
Actuaris

en

Mark Jordens
Programmamanager