In het nieuwe pensioensysteem krijgt iedereen een eigen pensioenpot

Maar klopt dat wel?

Factcheck!

We lezen en horen steeds dat iedereen in het nieuwe pensioenstelsel een eigen pensioenpot krijgt. En als je een eigen pensioenpot hebt, dan zou dat betekenen dat je ook zelf kunt bepalen hoe je het geld in die pensioenpot belegt. Maar klopt dat eigenlijk wel?  Is er wel sprake van “eigen”, is er maar één soort “eigen pot”, geldt voor iedereen dat het verandert?

Hier is veel onjuiste informatie over in omloop. Dat is gevaarlijk want het kan tot verkeerde keuzes leiden. Daarom leggen we het in onderstaand factcheck artikel simpel, helder en kort uit.

Pensioenpotje

Factcheck: “in het nieuwe pensioensysteem krijgt iedereen een eigen pensioenpot”

Krijgt? Heeft niet iedereen al een eigen pensioenpot dan?

De meeste mensen niet nee. Als je pensioen is ondergebracht bij een pensioenfonds, heb je een “aanspraak”. Je hebt dan onder voorwaarden een recht op een pensioenuitkering van dat pensioenfonds.

Het klinkt misschien gek, maar het geld dat het pensioenfonds beheert, is juridisch gezien van het pensioenfonds en niet van de mensen die de aanspraak hebben (de “begunstigden”). Geen “eigen pot” dus, maar een pot van het pensioenfonds. Daar staat tegenover dat het fonds onder voorwaarden de plicht heeft om de aanspraken uit te keren.

Om die plicht te kunnen nakomen, moet het fonds voldoende geld hebben in “de pot”. Hoe het pensioenfonds daarvoor zorgt, bepaalt het fondsbestuur. In het fondsbestuur zijn de werkgever en de deelnemers vertegenwoordigd. Zij bepalen samen het beleid hiervoor. De wet stelt allerlei eisen aan dat beleid om te kunnen zorgen dat de pensioenfondsen hun plicht kunnen vervullen.

De bestaande pensioenaanspraken geven geen absoluut recht op een bepaald pensioen

Ondanks de eisen die wet aan het beleid van het pensioenfondsbestuur stelt, kan het voorkomen dat het bestuur verwacht dat er een tekort gaat ontstaan waardoor het fonds niet alle aanspraken kan voldoen. Het bestuur is dan verplicht om maatregelen te nemen. Het past dan bijvoorbeeld de pensioenverhogingen die zijn bedoeld om de inflatie bij te houden (indexatie) niet toe. In het uiterste geval moet het zelfs de uitkeringen verlagen (“afstempelen”). Daarom zijn de aanspraken ook onder voorwaarden. De voorwaarde is dat het fonds het allemaal kan blijven betalen. Het fonds is dan wel juridisch eigenaar van het fondsvermogen, het financiële risico ligt ook in het bestaande pensioensysteem uiteindelijk toch bij de begunstigden.

Er zijn ook mensen die nu al wel een eigen pensioenpot hebben. Als het pensioen is ondergebracht bij bijvoorbeeld een verzekeraar of Premie Pensioen Instelling (PPI), hebben de meeste deelnemers geen aanspraak op een bepaald pensioen, maar op het geld in hun eigen pensioenpot. Dat is net zoiets als een eigen spaarrekening, maar het geld mag dan alleen gebruikt worden voor pensioen.

Als er bij pensioneren veel geld in je pensioenspaarrekening zit, dan ontvang je een hoger pensioen dan wanneer er weinig in zit. Omdat het je eigen geld is, kun je er binnen de mogelijkheden die de uitvoerder daarvoor biedt mee beleggen zoals je zelf wilt.

Er komen twee nieuwe systemen en niemand heeft meer een pensioenaanspraak

De mensen die nu al een eigen pensioenpot hebben, houden die. De manier waarop die gevuld wordt, wordt wel anders. Daar maakten we een uitlegfilmpje over: “Degressieve opbouw“. De deelnemers in een pensioenfonds ruilen in het nieuwe pensioensysteem hun voorwaardelijke aanspraak op pensioen in voor een recht op de inhoud van de eigen pensioenpot of een aandeel in een gedeelde pensioenpot.

Hoe “eigen” de pensioenpot wordt, bepaalt het pensioenfonds. In het nieuwe systeem kunnen de pensioenfondsbesturen kiezen uit twee systemen:

  • het zogenaamde “solidaire contract” en
  • het zogenaamde “flexibele contract”.

Neem die namen vooral niet te letterlijk, want een flexibel contract kent ook solidariteit, terwijl het solidaire contract ook flexibele onderdelen kan bevatten.

Het flexibele contract werkt hetzelfde als het hierboven beschreven bestaande systeem, waar mensen bij een uitvoerder een eigen persoonlijke pensioenpot hebben: de eigen “pensioenspaarrekening” waar we het al over hadden.

Als fondsen voor het solidaire contract kiezen, werkt het anders. Er is dan geen pensioenaanspraak, maar recht op een deel van het geld in een gezamenlijke pensioenpot. Het fondsbestuur belegt het geld in die gezamenlijke pot.

Voor de uitleg doen we even  alsof er maar vier deelnemers in de gezamenlijke pot zijn. Stel dat er voor elke van die deelnemers precies evenveel premie is ingelegd in de pensioenpot, dan zou iedereen bij pensioneren in principe recht hebben op 25% van die pensioenpot. Maar als er voor iemand meer premie is ingelegd, krijgt die begunstigde recht op een hoger percentage en de rest minder.

En er is nog een reden dat iedereen in het solidaire contract recht heeft op verschillende percentages van de totale pot.

Flexibel pensioencontract
Solidair pensioencontract: ieder heeft een persoonlijk aandeel in een gemeenschappelijke pensioenpot

In het nieuwe solidaire pensioencontract worden risico’s herverdeeld per leeftijdsgroep

Voor mensen die nog jong zijn, is het in het algemeen onverstandig om heel veilig te beleggen. Ze missen dan (kans op) veel rendement terwijl ze nog veel tijd hebben om eventuele verliezen goed te kunnen maken. Voor oudere deelnemers geldt dat precies andersom. Maar er is maar één pensioenpot met geld waarmee belegd wordt, en die wordt in zijn geheel voor iedereen belegd. Als daar niets aan gedaan wordt, leveren de beleggingen voor de jongeren minder op dan mogelijk is terwijl de beleggingen voor de ouderen te risicovol zijn.

Daarvoor is binnen het solidaire contract een oplossing bedacht. Van de heel positieve én de heel negatieve rendementen gaat een groter deel naar de jongeren dan naar de ouderen. Daardoor komt in een jaar dat de beleggingen verlies maken, het verlies vooral bij de jongeren terecht. De ouderen worden in het solidaire contract dus door de jongeren beschermd tegen slechte beleggingsjaren. In een goed beleggingsjaar komt het hoge rendement ook vooral bij de jongeren terecht die daar dan sterker van profiteren dan de ouderen.

Maar er is maar één pot geld en er kan dus niet letterlijk geld van de ene naar de andere deelnemer worden overgemaakt. Het herverdelen van de rendementen gebeurt door de percentages van het aandeel in de pensioenpot aan te passen.

Factcheck: “Alle deelnemers krijgen een eigen pensioenpot” .

Klopt dat? Het ligt eraan hoe je “eigen” ziet in “eigen pensioenpot”.

Als je “eigen pensioenpot” ziet als een persoonlijke pensioenspaarrekening, gescheiden van alle andere pensioenspaarrekeningen, dan klopt de uitspraak niet in het geval van het solidaire contract. Want veel mensen zullen in een solidair pensioencontract terechtkomen en dat werkt met één grote gezamenlijke pot. Als je “eigen” ziet als de pot geld die van de deelnemers is en niet van het pensioenfonds, waarbij het niet uitmaakt of dat dan een individuele pot is of een percentage van een gedeelde pot, dan is het waar.

Conclusie:

De uitspraak: “Alle deelnemers krijgen een eigen pensioenpot in het nieuw pensioensysteem” vinden we:

deels waar.

We vinden het onverstandig om te spreken over “een eigen pensioenpot voor iedereen”. Zelfs de overheid doet dit consequent in haar informatie. We zien aan de vragen die we krijgen en de reacties op social media dat dit mensen verwart. Die verwarring speelt zelfs soms bij mensen die bij pensioenfondsen meepraten over de keuze tussen het flexibele of het solidaire contract. De eigenschappen van het solidaire en het flexibele contract lopen in het hoofd van mensen dan door elkaar heen.

Dat leidt tot rare discussies, oneigenlijke bezwaren of voorkeuren en onbegrip. En onbegrip leidt tot wantrouwen, weerstand en zelfs boosheid. De waarde die in de pensioenregeling zit, wordt dan door de deelnemers en de werkgevers niet ervaren. In tegendeel zelfs, pensioen krijgt dan een negatieve betekenis. Zonde, vinden we!

Portretfoto Mark Jordens

Mark Jordens
Programmamanager